Luister live naar Johan Frinsel

Meer dan 37.0k keer beluisterd deze maand

J.J. Frinsel werd op 5 september 1927 in Amsterdam geboren. Op 8 oktober 2021 is te Veenendaal de heer Frinsel ingegaan in de rust van zijn Heiland. Zijn ouders waren niet christelijk, maar hij heeft wel een christelijke kleuterschool bezocht. Daarna volgde hij openbaar onderwijs, maar kwam toen al spoedig in aanraking met het Evangelie.

Frinsel kwam op een ingenieursbureau te werken als werktuigbouwkundig constructeur en evangeliseerde in zijn vrije tijd. Hij leidde jeugdclubs, waar hij uit de Bijbel vertelde, maar ook vrije verhalen voordroeg. Zo is Frinsel ertoe gekomen om te gaan schrijven.


RD, 13-10-2021:
Johan Jacob Frinsel was in de hoofdstad geboren en getogen. Later droeg zijn Amsterdamse accent bij aan de populariteit van de verhalen die hij voorlas. Zijn eigen verhalen. Over Kassie, over Kokkie, over Sallie. Veel kerstverhalen ook. Verhalen met humor én een boodschap. Zoals een journaliste eens schreef: „Frinsel ontroert, laat luisteraars regelmatig grinniken, vormt het geweten en wijst altijd weer op wat er werkelijk toe doet: het geloof in de Heere Jezus Christus.”

Frinsel kwam uit de Jordaan. Hij groeide niet in een christelijk gezin op. „Thuis waren we echte socialisten, hoor”, zei hij later. „Zo rood als karmozijn.” Over z’n thuis, in de Eerste Bloemdwarsstraat, vertelde hij: „Met z’n vijven in een eenkamerappartement van vier bij drie. Daar gebeurde alles: slapen, eten, leren. Je deed er je behoefte net zo goed als de kookwas. Geen luxe, maar niet ongebruikelijk toen.”

Romantiek? Het was een hard leven. „Ik herinner me een buurman die als vrachtrijder een paar dagen weg moest. Toen hij terugkwam, waren twee van zijn kinderen overleden en begraven. Difterie. Vreselijk. Zodra mensen het konden, gingen ze weg. Wij ook.”

In Frinsels verhalen herleefde de Jordaan. „Als ik Kassie stoer met een zeepwagen die brug daar af liet roetsjen, dan ging het natuurlijk over mij. Met dat verschil dat hij het kon, en ik niet. Ik was zo’n slungel die ergens tegenop knalde en jankend thuiskwam.”

Juffrouw Huisman op de kleuterschool vertelde kleine Johan voor het eerst over de Bijbel. Later maakte hij bewust de keuze voor het christelijk geloof. Niet dat dat makkelijk was. „Vuile capsoneslijer”, zei de buurt. En zijn vader verzuchtte: „Je was altijd al zo’n vreemde jongen.” Later veranderde dat: Frinsel heeft zijn vader nog gedoopt, en zijn zus werd heilssoldate.

Hulpverlening
Frinsel werkte als werktuigbouwkundig constructeur bij een ingenieursbureau en zette zich in tijdens tentevangelisatie. In 1967 werd hij directeur van de vereniging Tot Heil des Volks. Die begon een opvangcentrum voor verslaafden. Begin jaren zeventig werden twee scholen tot jeugdhotel omgebouwd om de grote stroom jeugdtoeristen een veilig onderdak te bieden, één in de Jordaan en één in de rosse buurt. Ook kwam er een bureau voor christelijke hulpverlening aan mensen die worstelden met homofiele gevoelens. In de jaren tachtig kwam er evangelisatie- en hulpverleningswerk onder prostituees, onder de naam Scharlaken Koord.

Over al dat werk bleef Frinsel bescheiden: „Ik weet dat mijn naam goed was voor de bekendheid van de vereniging, maar er was niets van mij bij, in die zin dat ik het gemaakt zou hebben. Ik was geen man van initiatieven, ik ben aan de hand meegenomen in een werk dat God deed. Zo heb ik dat al die jaren beleefd. We hebben het in de praktijk geleerd. Ik heb er heerlijke, maar ook vreselijke dingen in meegemaakt, zelfs tot doodslag op een van onze medewerkers.” Terugziend op zijn eigen jeugd: „Ik, achterbuurtjongen, ik ben bij de hand genomen. Het is niet mijn inventiviteit. Dat ik dit doen mocht, is Gods genade.”

J. J. Frinsel sr. –zoals hij bekendstond ter onderscheiding van zoon Hans– was van 1969 tot 1975 voorzitter van de Broederschap van Pinkstergemeenten. Veel ontwikkelingen in de evangelische beweging stelde hij echter onder kritiek. Opwekkingsbijeenkomsten, genezingsdiensten: „Ik zie daar extreme dingen, waar ik niets mee van doen wil hebben.” Over zichzelf: „Ze noemden me weleens een gereformeerde Pinksterman.”