Zwier van der Weerd

Meer dan 810 keer beluisterd deze maand

Een jaar of vier is Zwier - gewoon een vrolijk jongetje van een boerderij in Welsum - als zijn omgeving vaststelt dat hij best leuk kan zingen. 'Ontdekt' wordt de kleuter door Egbert Woelderink, een gerespecteerd organist, befaamd in de orthodoxe vleugel van de hervormde kerk. "Als ik logeerde bij een tante in Hasselt en zij moest even weg, dan werd ik gedumpt bij Woelderink.

Hij nam me mee naar de kerk; ik mocht op een stoel staan en zingen, terwijl hij speelde. Geweldig vond ik het, hoe dat klonk in die grote kerk. Hij was het die tegen mijn ouders zei: je moet iets doen met die jongen."
Zeven is Zwier als zijn ouders 'm op zangles doen. "Bij mevrouw Van der Veen in Hattem. Die zag meteen een jongenssopraan in me. Liet me in Latijn zingen, stukken als Stabat Mater. Vreselijk vond ik het; ik brak mijn tong over die onbegrijpelijke woorden."

Tegelijkertijd 'valt' de jonge Zwier in handen van Herman Riphagen en zijn Herghesangertjes in Heerde. Precies goed. Riphagen kneedt al snel een solist van hem, het pareltje van het koor, dat door heel Nederland en over de grens trekt voor concerten en tournees.

Tot zijn dertiende. Dan kondigt de baard in de keel zich aan. Als afscheid van de jongenssopraan wordt nog een cd-opname gepland met een mannenkwartet uit Elburg. "We hebben vreselijk hard gestudeerd. En precies op die avond gebeurde het: baard in de keel. Ik bakte er niks van. Opname mislukt, geen cd."

"Herman Riphagen adviseerde: twee jaar niks doen; niet zingen." Dat deed Van der Weerd. "Twee jaar later was Herman bij ons thuis op bezoek. Hij ging achter de piano zitten, ik zong en Herman zegt: móóói; daar moet je wat mee doen. Ik heb je nodig bij het Vaassens mannenkoor."

Aanvankelijk vindt de Welsumse puber het maar niks tussen de veel oudere mannen: "Allemaal vaders om me heen." Zwier weigert. Zijn ouders moeten behoorlijk druk uitoefenen om hem wekelijks naar Vaassen te krijgen. Tot hij er lol in gaat krijgen. "Je zingt je solo en dan valt achter je zo'n heel mannenkoor in. Geweldig."

Herman Riphagen 'stuurt' hem, samen met Gert Pannekoek, de andere solist van Looft den Heere, op zangles in Amersfoort. "Toen begon het leuk te worden. Je wordt een beetje bekend. Wordt eens gevraagd. Zo kwam ook Herman Dalhuisen, een van de organisten van de Grote Kerk in Epe, bij ons thuis. Jullie zoon, kan die niet eens zingen op onze zomeravondzang, vroeg hij aan mijn moeder."

Zwier zingt in de Grote Kerk en komt daar in contact met die andere organist, Wim van Waveren Hogervorst. Het klikt meteen. "Ik ben een vrije jongen. Het is erg lastig met mij te musiceren. Ik zing een stuk de ene keer wel eens iets anders dan de andere keer. Wim snapt dat. Hij improviseert ook graag. We werden maatjes. Overal hebben we gezeten; we reisden het hele land door voor optredens."

Dan gaat het hard. Zwier stapt over naar het Elburger mannenkoor. Laat zich overhalen dirigent te worden van het mannenkoor Groot Schuylenburg, laat het nieuwe kinderkoor Eigen-Wijs in Terwolde gloreren, zingt in erediensten, is gastsolist bij koren, wordt dirigent van De Cantorij in Wapenveld.
En bruist van nieuwe initiatieven. Hij slaagt er met zijn aanstekelijke enthousiasme in (bijna) heel Vorchten tot een gelegenheidskoor te vormen dat met Kerst en Pasen zingt in de kerk.

"Toen kwam Nijbroek ook: kun je met ons een musical doen. Doe ik ook al weer een jaar of zes. De kinderen spelen, de volwassenen vormen het koor. We geven een kerstconcert in de kerk om het hele dorp bij elkaar te brengen."

Als hij met het Schuylenburgkoor voor de Oener Plattelandsvrouwen optreedt en ze vragen hem: kom je volgend weer, dan zegt-ie: maar waarom zingen jullie zelf niet mee? Dat doen ze. Hij dirigeert.

Heeft meegewerkt aan